Berimbau
Een berimbau is eensnarig instrument dat is opgebouwd uit drie onderdelen; 1. Varga (stok) 2. Arame (snaar) 3. Cabaça (kalebas). Voor het produceren van het geluid wordt met de Baqueta (4. trommelstok) tegen de Arame gelagen. Door de beweging die de hand daarbij maakt, wordt ook geluid gemaakt met de Caxixi (5. shaker). De toonhoogte van de berimbau kan worden aangepast door met de Dobrão (6. Munt) tegen de snaar te drukken.
De berimbau is, ongeacht bij welke capoeiragroep, het belangrijkste instrument in de roda. De toque (het ritme) van de berimbau geeft aan welke stijl capoeira er door de capoeiristas gespeeld dient te worden. Als uitgangspunt kun je aanhouden dat een langzamer ritme vraagt om een tactischer spel waarbij dicht bij de grond gespeeld wordt en acrobatiek slechts beperkt gebruikt wordt. Bij snellere ritmes wordt het spel hoger en met meer acrobatiek en snelle trappen gespeeld. Lees voor meer nuance hierin verder bij de verschillende ritmes.
Bij Grupo Capoeira Brasil worden in de roda drie berimbaus gebruikt; één gunga, één medio en één viola. De Gunga heeft de grootste kalebas en daarmee ook het zwaarste geluid van de drie. De gunga staat (vanaf de instrumenten de roda in kijkend) aan de linker kant en wordt bespeeld door de meest gevorderde capoeirista die bij de roda aanwezig is. Deze geeft leiding aan de roda en speelt alleen het basisritme.
De medio heeft vanwege zijn gemiddelde kalebas ook een gemiddelde toonhoogte en staat tussen de twee andere berimbaus in. Op de medio wordt het basisritme gespeeld met afentoe een variatie.
De viola heeft de kleinste kalebas en een varga met veel spanning. Hierdoor heeft het geluid dat de viola produceert een hoge toon. De viola staat aan de rechter kant en is de "solist" van de drie. Er worden veel variaties op het basisritme gespeeld.
De toques die bij Capoeira Brasil het meest gespeeld worden zijn São Bento Grande Regional en Banguela. Klik voor meer uitleg over de verschillende toques en hoe je deze speelt op de onderstaande links.